zondag 18 augustus 2024
om 10:00
Effata! - Ga open
Voorganger(s): ds J.D. Zuurmond
Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan.
Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ (Mar. 7, 33-34).
Plafondschildering in de adembenemende crypte van de Duomo di Salerno.
Elementen uit de exegese
Het verhaal van de genezing van de dove, moeilijk sprekende, mens komt alleen in het Marcus-evangelie voor. Dat is zeer bijzonder. Immers, Matteüs en Lukas hebben beide het Marcus-evangelie als basis gebruikt. Ze breiden deze basis wel uit, maar laten zelden iets weg. Mogelijk vonden zij het spreken over het 'speeksel' van Jezus al te plastisch, waardoor het verhaal een al te magische klank kreeg.
Ondertussen speelt het verhaal zich af in expliciet heidens (= niet-joods = buiten de wereld van Tora) gebied, Dekapolis. Moeten juist daar oren geopend worden, of begint het ware horen juist daar? Waar in de Bijbel gesproken wordt over 'horen' gaat het altijd allereerst over het horen van Tora. Waar Tora wordt gehoord krijgen mensen een plaats in dat aloude verhaal van bevrijding. Dat blijkt ook uit het vervolg: "Alles wat Hij doet is goed", zo concluderen de mensen. Een rechtstreekse verwijzing naar het scheppingsverhaal - God zag dat het goed was. Waar Tora wordt gehoord leren mensen het goede zien... en doen.
Vragen bij onze 'beeldcultuur'
Ontegenzeggelijk leven wij als moderne mensen in een beeldcultuur. Sinds de opkomst van Social Media alleen nog maar meer. Waar in de Bijbel het 'boek van de namen' (Sjemot - de Hebreeuwse naam van het boek Exodus) één van de kernen vormt, daar is in onze cultuur het 'boek van de gezichten' (Facebook - opgericht op 4 februari 2004) bepalend geworden voor ons wereldbeeld. Maar in de Bijbel gaat het horen toch echt vóór het zien. Het geloof is 'uit het gehoor' (Paulus aan de Romeinen). Niet voor niets dichtte Luther dichte in zijn bekende Kerstlied Vom Himmel hoch da komm ich her: "Maar kijk niet enkel met het oog dat al zo vaak een mens bedroog. Alleen wie luistert telkens weer die ziet Gods zoon, de lieve Heer."
Ofwel, herkennen we bij nader inzien niet heel erg onszelf in die dove mens uit het Evangelieverhaal? En zo leidt het Evangelie van zondag Effata onontkoombaar tot de cultuurkritische vraag wat eigenlijk de gevolgen zijn van de verschuiving van 'horen' naar 'zien': Wat zijn de gevolgen voor onze eigen cultuur? En wat zijn de gevolgen voor ons vermogen om het aloude Woord nog te 'horen'?
Gebed (W. van der Zee)
God, één en al oor voor ons,
maak ook onze oren open:
open voor wat uit uw Woord
vandaag tot ons komt,
open voor wat de tekenen van de tijd
ons kunnen vertellen,
open voor de stemmen van anderen
die anders denken of geloven,
leer ons te horen, God,
voordat wij spreken of handelen.
Gebed (H. Oosterhuis)
Aan ieder mens
die in zichzelf gevangen is
Heer God
geeft Gij uw bevrijdend woord.
Tot vrijheid hebt Gij ons geroepen
en om mens te worden
naar het beeld en in de geest
van Jesus Christus.
Wij bidden U
geef ons de kracht
die Hij heeft voorgeleefd,
geef ons de ruimte
die Hij heeft geopend -
maak ons ontvankelijk en vrij
dan zullen wij
leven met U voor deze wereld.
Liturgie
Als profetenlezing klinkt deze zondag Jesaja 35: "De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien, als een lelie welig bloeien, jubelen en juichen van vreugde". Een goede reden voor een opgewekt slotlied uit de héél oude doos: De dorre vlakte der woestijnen... - NHbundel'38 111.
Let op, dit is een éénmalige kans. Met dat we het één keer - we beperken ons tot de verzen 1 en 3 - zingen is het weer voor vele jaren genoeg. En begrijpen we Frederik van Eeden, die over de dichter van het lied dichtte:
Ten Kate! Ten Kate!
O koning der cantate!
Die hupp'lend in het priesterkleed,
Den lusthof onzer taal betreedt,
De schoonste bloemen plukkend, menglend,
Met bonten zwier ze strikkend, strenglend,
Verenglend 's levens duistre sfeer,
Ons minzaam dichtend naar den Heer!
O, J.J.L. ten Kate,
Wie zou u kunnen haten?
Ten Kate! Ten Kate!
O, dichter boven mate!
Uw ademtocht is Poëzie,
Uw lach is Kunst, uw traan Genie,
Wanneer uw wiekjes speelsch zich reppen,
Of als een aad'laar opwaarts kleppen,
Bij 't scheppen van de Schepping zelf,
Kompleet, met aarde en stargewelf.
O, J.J.L. ten Kate!
O, vorst van rijm en maten!
Ten Kate! Ten Kate!
Hoe glanst gij in uw state
Van ethisch en irenisch licht!
Beheerscher van 't godsdienstig dicht!
Van Gods genade spelemeijer
Met onze taal! Wie kan er blijer
En vrijer zingen tot Gods eer!
Wie schendt u aan, wie velt u neer?
Neen, J.J.L. ten Kate!
Laat vrij benijders praten!
Zing op! zing op! ten Kate!
(Gij kunt het toch niet laten)
Laaf onze ziel aan Harmonie,
Al wat gij zingt is Poezië!
Zing dartel, speelsch of vroom van zinnen
Op kerken, vorsten of vorstinnen,
Wij minnen alles wat gij doet:
Want wat ten Kate schrijft is goed!
Zing, J.J.L. ten Kate,
Ten aller vromen bate! |
|