Lectoren
Lectoren
Handleiding voor lectoren in de Ontmoetingskerk (Februari 2016)
Belangrijkste afspraken
- De week voorafgaand:
- De lector meldt zich in de voorafgaande week bij de predikant van dienst om de lezingen af te spreken. In principe staan de lezingen in het liturgieboekje, maar even een moment van communicatie voelt goed. Omgekeerd is het natuurlijk ook goed mogelijk dat de predikant de lector informeert. Lector van dienst is altijd zichtbaar in www.pgenschede.nl\roosters .
- Als je liever van papier leest kan je desgewenst de tekst per mail bij de voorganger opvragen.
- Verstop het papier s.v.p. dan wel in de Bijbel, zodat het voor de gemeente lijkt alsof je uit de echte Bijbel leest.
- Vóór de dienst
- De lector van dienst meldt zich voorafgaand aan de viering altijd even in de kerkenraadskamer – zodat we allemaal weten dat de lector er is.
- In de dienst:
- Sommige lectoren lopen mee met de ambtsdragers en zitten vooraan. Andere zitten liever in de zaal. Dat hebben we open gelaten.
- De lector haalt de Bijbel van de ‘pastorale tafel’, en neemt deze mee naar de lezenaar. (Voorlopig is dat nog de wat kleinere bijbel, die onder de standaard ligt).
- De lector kondigt de lezingen aan. (De predikant dus niet).
- De lector zal de lezing mooi aankondigen. Dus niet ‘ik lees voor u’. Maar ‘vandaag lezen we…’ of een dergelijke formulering. Lectoraat is immers niet zo zeer vóórlezen, maar veeleer ‘lezen namens ons allemaal’. Het ‘ik’ treedt terug voor het ambt.
- De lector kondigt ook het lied tussen de lezingen aan. Dit kan het best voorafgaand aan de eerste lezing.
- We lezen de kopjes die in de Bijbel staan niet. (Die zijn er gewoon door de redacteuren van het Bijbelgenootschap bijgeplaatst, en níet door de oorspronkelijke Bijbelschrijvers.)
- Aan het eind van de lezing zeggen we níets… Dus zeker niet: ‘tot zo ver deze lezing’. Je doet een stapje terug, zodat de organist weet dat het lied of de acclamatie kan worden ingezet.
- Acclamatie na de Evangelielezing wordt niet aangekondigd. (Tenzij er een afwijking is van de standaard liturgie.)
- De lector zingt de acclamatie mee vanaf het podium. Pas ná de acclamatie ga je terug, de gemeente in.
- De lector neemt de Bijbel weer mee vanaf de lezenaar en legt deze terug op de pastorale tafel.
TIPS VOOR HET LECTORAAT
Oefenen
- Vanzelfsprekend bereid je je goed voor. Oefen vooral hardop, want alleen dán kom je de knel- en struikelpunten echt tegen.
- Sommigen oefenen staand, zodat ze ook wennen aan de houding.
- Eventuele vragen over uitspraak, of de klemtoon in een bepaalde zin, kan je vanzelfsprekend overleggen met de predikant-van-de-zondag.
- Zondagmorgen: zorg dat je bewust wat praat of zingt, vóór de kerkdienst. Laat niet je lectoraat het eerste woord zijn dat je spreekt.
Welke bijbel gebruik je
- We lezen uit de gemeente-bijbel. (Omdat de grote bijbel te groot is voor de lezenaar, en ook te zwaar om te tillen, ligt ónder de grote bijbel een handzamer exemplaar (de blauwe Bijbel)). Tenzij anders aangegeven door de voorganger lezen we uit de NieuweBijbelVertaling.
- Sommige lectoren maken gebruik van een eigen afdruk van de Bijbeltekst. Dat kan bepaald prettig zijn: grotere letters, soms lange zinnen wat opsplitsen in leesbare éénheden, soms heeft de predikant een kleine wijziging.
Als je van papier leest, laat het dan voor de gemeente er toch op lijken dat je vanuit de Bijbel leest.
Opkomen, stilte scheppen en aankondigen
- Sommige lectoren komen graag met de ambtsdragers binnen. Anderen gaan gewoon in de kerk zitten. Zorg in dat laatste geval wél dat je een beetje aan de rand zit.
- De lezing vindt plaats ná het Mirjam en Micha-verhaal en het aansluitende Mirjam en Micha-lied.
- Je komt in alle rust naar voren als de kinderen hun boeltje opruimen.
- Je loopt langs de pastorale tafel, pakt daar de ‘kansel-bijbel’, en gaat vervolgens naar boven, naar de lezenaar.
- Als de kinderen de kerkzaal hebben verlaten, dan máák jij de stilte – gewoon door rustig de zaal in te kijken, en te wachten tot het echt stil is. Het is sowieso goed om even écht contact met de gemeente te maken.
- We kondigen de lezing mooi aan – zie hierboven bij ‘afspraken’
- Detail: Je hoeft niet te zeggen tót welk vers we lezen. Dat merkt men vanzelf wel.
De lezing zelf
- Hoe lezen we voor?
- Het hoeft geen voordracht te zijn. Natuurlijk mag je best af en toe even oogcontact maken met de gemeente. Maar je hoeft geen nieuwslezer te spelen die zo veel mogelijk de mensen aan blijft kijken.
Eigenlijk is de beweging in het lectoraat precies omgekeerd: Jij hebt geen woord voor hen (zoals de nieuwslezer), maar je probeert je hoorders de tekst in te trekken. Uit het boek klinkt (letterlijk) het woord. En via jou ervaart de gemeente dat.
Hetzelfde anders geformuleerd: Het is de kunst om de gemeente uit te dagen tot echt luisteren. Dus niet tot kíjken naar de lector. Zelfs niet tot (mee)lezen van de letters. Uiteindelijk gaat het om het horen/luisteren, en dat is wat anders dan lezen. Let maar eens op als je zelf in de bank zit. Als je lúistert vallen je soms heel andere dingen op dan wanneer je leest.
Zingen…
- Meezingen mag. De microfoon slaat vanzelf af als de gemeente zingt – dus weest niet bang dat je gehoord wordt als je meezingt.
Finetuning
- We hebben snel de neiging om het woordje ‘Uw’, waar dat op God slaat, de nadruk te geven: Heer, Úw licht en Úw liefde schijnen. Terwijl dat niets toevoegt, maar wel afleidt van het zelfstandig naamwoord dat volgt en waar het juist om gaat. In dit voorbeeld dus: Heer, uw licht en uw liefde schijnen.
(Dit is anders als het ‘uw’ op een tegenstelling wijst: Heer, Satan’s licht is duister, maar Úw licht is warm).
- Het loont überhaupt de moeite om bij het oefenen goed naar de bijvoeglijk naamwoorden te kijken… we geven ze snel té veel nadruk.
|